Op de math4all-site bij wiskunde D, zowel havo als vwo.
De "Atlas maior sive cosmographia Blaviana" werd in 1665 werd uitgegeven door de Nederlandse boekdrukker Joan Blaeu (1598 - 1673). Het was een prachtig voorbeeld van de 17de eeuwse cartografie.
Cartografie gaat over het maken van kaarten, natuurlijk vooral van kaarten van delen van het aardoppervlak. Nu kan een gebied op het aardoppervlak dat groter is dan zo ongeveer 50 km bij 50 km al niet zonder vervormingen op een plat vlak worden afgebeeld. Als je de aarde opvat als een zuivere bol met een omtrek van 40.000 km kun je al goed laten zien dat een raakvlak in het midden van een 'vierkant' van 50 km bij 50 km op de uiterste hoekpunten al behoorlijk ver van de aarde ligt.
Je kunt je waarschijnlijk wel voorstellen dat de aard en de grootte van de vervorming afhangen van de manier waarop je de bol op een vlak projecteert. Onder de vergroting bij een kaartprojectie wordt verstaan:
vergroting = lengte van de afbeelding van een lijnstuk / werkelijke lengte over het aardoppervlak van dat lijnstuk
De vervorming van een kaart wordt duidelijk als je laat zien, dat de vergroting niet steeds hetzelfde is voor verschillende lijnstukken. Die vergroting hangt af van waar het lijnstuk zich op aarde bevindt.
Nu bestaan er verschillende manieren om de aarde te projecteren op een plat vlak, zoals:
En verder zijn er nog wel andere kaartprojecties elk weer met zijn eigen voors en tegens. Van de genoemde projecties zijn de eigenschappen en de aard van de vervorming heel goed wiskundig af te leiden. En daar gaat het nu allemaal om.
Math4all
Ik wil mij aanmelden voor: