Een schoenenwinkel heeft van een nieuw model wandelschoenen nog `76` paar in voorraad in drie varianten, die op de doos met A, B en C worden aangeduid. En alleen in de maten 39, 40, 41 en 42. Hier zie je de voorraad tegen het eind van een bepaalde maand. Zo'n schema (zonder de randen) heet een matrix. Hier zie je voorraadmatrix `M`.
De matrix `M = ((10, 5, 6),(9, 14, 0),(6, 8, 5),(7, 4, 2))` is een schema van kentallen in rijen en kolommen.
Het kental `m_(i,j)` staat in de `i`-de rij en de `j`-de kolom. In de voorraadmatrix `M` is `m_(2,3) = 0`.
Deze matrix `M` bestaat uit `4` rijen en `3` kolommen. Hij heet daarom een `4xx3`-matrix. Je kunt matrices met dezelfde afmetingen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen met een getal. Er bestaat ook matrixvermenigvuldiging. En een vector kun je schrijven als matrix met één kolom.
De naam matrix werd in 1848 ingevoerd door de Britse wiskundige J.J. Sylvester in combinatie met het begrip graaf.
Bij het oplossen van stelsels van meerdere lineaire vergelijkingen met meerdere variabelen worden matrices gebruikt. Het stelsel wordt dan weergegeven door een matrixvermenigvuldiging met een bekende uitkomst. De kunst om de terugrekenmatrix, de inverse matrix te vinden. Zie ook Stelsel lineaire vergelijkingen.
Kernwoorden op deze pagina: